Foto; Park Sorghvliet denhaag.com
Als u in het voorjaar langs tuinen loopt ziet u daar de groene punten uit de zwarte grond te voorschijn komen. Het duurt vervolgens slechts een paar dagen voor de sprietjes uitgroeien tot frisgroene bladeren in een grote hoedanigheid aan vorm en kleur. Weldra komen ook de stengels en bloemen tevoorschijn.
Mien Ruys was een van de meest invloedrijke en zeker meest productieve tuinontwerpers van de twintigste eeuw. Ze begon rond 1920 tuinen te ontwerpen en liet tegen de tijd dat ze overleed een portfolio achter van ruim 3000 tuinontwerpen. Het werk van Mien Ruys kenmerkte zich door een beplantingstechniek waarin vaste planten en grassen hun intrede deden in onze tuinen en in het openbaar groen. De losse en meer natuurlijke schikking van planten in haar borders was iets waarmee zij zich onderscheidde van andere tuinontwerpers uit haar tijd. Kijk ook naar; De Tuinen in Dedemsvaart, het levenswerk van Mien Ruys
De bloemen gaan zaad zetten. Richting herfst sterven blad en stelen af, als het dan eenmaal herfst is zijn er nog enkele dorre staken over. Snel sterft alles wat boven de grond uitkomt, alleen de wortels onder de grond leven door.
Dit artikel is een vrije samenvatting van het hoofdstuk; haar groei en ontwikkeling, uit het vaste planten boek (1950) van Mien Ruys
De winter gaat voorbij en bij het nieuwe voorjaar verschijnen de groene punten opnieuw. Langs de slootkant groeien weer de dotterbloem, in de weilanden volgen pinksterbloemen, boterbloemen en margrieten elkaar op.
De hele zomer bloeien zij door in onuitputtelijke variatie, het is een klein deel van onze vaste planten. Elk jaar komen zij weer terug op dezelfde plek, zich uitbreidend of door omstandigheden zelfs verdwijnend. Toch zijn zij over het algemeen volkomen vast en winterhard.
Het zou niet bij deze bekende wilde soorten blijven, uit alle streken van de wereld kwamen hier nieuwe soorten heen. Door kruising ontstonden nieuwe variëteiten. De vaste planten zorgden voor een ommekeer in de tuinarchitectuur. In de tuin worden zij in groepen verwerkt om zo het natuurlijke karakter te behouden.
Vaste planten en haar groei en ontwikkeling hebben door de tijd heen een flinke impact gehad op het uiterlijk van de tuin. Om dit te begrijpen moeten we ons verdiepen in de geschiedenis van de vaste planten door de eeuwen heen.
Tuinen zijn er altijd geweest, de geschiedenis van de tuinarchitectuur begint wanneer de nomaden zich gaan vestigen. Deze periode noemen we de oudheid.
Oudheid
Overal waar zich mensen vestigen (nomaden) ontstaan dus tuinen.
De tuin kreeg tijdens deze periode steeds een ander uiterlijk. De Grieken echter hadden nog geen tuin. Zij hadden minder de behoeften hun terreinen te begrenzen. De Grieken voelden zich meer thuis in natuur, waarin zij dus huizen bouwden zonder omheining. De verhouding van de mens tot de natuur zowel als tot de plant heeft zich steeds gewijzigd.
Er waren in de oudheid periodes dat de plant naar zijn natuurlijke groei mocht doorgroeien. Daarnaast waren er periodes waarin deze zuiver decoratief, als ornament optreedt, bijv. in de vorm van gesnoeide lanen en figuren in geknipte Buxus. De Romeinen en Arabieren gingen zelfs zo ver dat zij dood plantenmateriaal gebruikten tot decoratie. Dit leidde tot vergulde platanen en met koper omklede boomstammen.
Middeleeuwen
Ten tijde van de grote volksverhuizingen blijft er niks over van de tuinen. Tuinen komen pas weer terug als er rust en veiligheid heerst in de kloosters. Tussen de muren van het klooster werden kruiden gekweekt en waarbij er aan de indeling weinig aandacht werd besteed. Pas toen de bestaanszekerheid en de belegeringen ophielden, breidden ze zich ook uit buiten de kloostermuren. Naast de kruidentuinen ontstonden ook de bloemenweiden en boomgaarden. In de tuinen bij de hoven komen er ook bloemen in de (kruiden)tuin.
Binnen een stenen rand werden iets verhoogde bedden aangelegd in regelmatige vorm, hierop een enkele bloeiende plant zoals vingerhoedskruid, madelieven, akelei of de zo geliefde roos of de Madonna-lelie. In het midden of in een hoek stond een fontein. Elk tuingedeelte was omsloten door een begroeid hekwerk of een loofgang. De zodenbank bedekt met gras en meibloempjes, ontbrak nooit.
Renaissance
In dit tijdperk krijgen de tuinen een grotere omvang en is er meer aandacht voor de vorm. Het praktische en nuttige element verdween naar de achtergrond. De tuin bestond ook toen nog uit een aantal hoven, die elk hun eigen uiterlijk hadden. De aparte onderdelen werden gescheiden door een haag of latwerk.

Als handeldrijvend volk kwamen de Hollanders al vroeg in contact met Italiaanse tuinen, waar zij o.a. de sinaasappelboom leerden kennen. De in kuipen geplante (kuipplant) boompjes pasten bij uitstek in de regelmatige Renaissancetuin. Ze werden in rijen langs de paden geplaatst om zo de architectuur te versterken.
Wel waren ze bekend met meerdere plantensoorten zoals; lelietjes-van-dalen, korenbloem, kerstroos en monnikskap, evenals tulpen, hyacinthen, narcissen en blauwe druifjes. Het is in de renaissancetijd dat in Nederland verscheidene buitenplaatsen worden aangelegd. Waar Sorghvliet van Jacob Cats een bekend voorbeeld van is.
Barok

Met de ontplooiing van het gezelschapsleven veranderde ook weer de tuinarchitectuur en de aanleg. Bij kastelen kwamen grote parken, die dikwijls bij de feestelijkheden werden betrokken. Voor deze feesten werden grote terrassen, brede paden en trappen aangelegd. Monumentale trappen vormden de overgang tussen het hogere huis en de tuin. De bloembedden worden van vierkant naar langwerpig en vormen de verbinding tussen de verschillende tuinonderdelen (tuinkamer).
Met de komst van de baroktuin gaat de beslotenheid van de renaissancetuin verloren door de ruimtewerking van zijn opvolger de baroktuin.

Er ontstaat een as, die de aanleg sterk overheerst en waarvan het huis het middelpunt vormt. Door vergezichten over de as vrij te maken ontstaan er plekken waar het omringende landschap zorgt voor het groeiende ruimteverlangen.
Het geleende landschap;
Bij de grote landgoederen uit oude tijden zie je vaak de formele tuinen rond het kasteel of landhuis en kwamen de meer informele tuingedeeltes aan de buitenrand van het landgoed. Deze informele tuinen hebben vaak een natuurlijker karakter waardoor zij aansloten op het omliggende landschap. Het landgoed leek daardoor groter dan het in werkelijkheid was. Het landschap in een landschap dus. Ook in kleinere tuinen wordt dit wel toegepast. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een naastgelegen tuin, park of ander omliggend landschap. Het kunnen ook bomen of andere beplanting zijn die in een bepaalde zichtlijn aanwezig zijn.
Een goed voorbeeld van dit soort tuinen is Versailles, deze tuin ontstond omstreeks 1670. Ook in ons land vond deze stijl grote weerklank. In deze tuinen overheerst steeds de hand van de meester, iets wat te zien is in de strakke vormsnoei. Voor de broderies gebruikt men nogal stijfjes uitziende stekplanten, de bloem als zodanig is geheel ondergeschikt aan de vorm.
Romantiek
Romantiek doet zijn intrede in de tuin als reactie op de gemanipuleerde wijze van snoeien in de baroktuin. Men wil terug naar de natuur, het gevoel wordt belangrijker dan het verstand. De tuin is overladen met sentimentele romantiek, dit is ook bij uitstek de tijd voor een ruïne (follie).
Doordat botanici en verzamelaars de wereld intrekken neemt de plant weer een belangrijke plek in. Planten als pioenen, Chrysanthemum en fuchsia’s doen in deze tijd en stijl hun intrede, naast een groter aantal andere soorten.

De planten krijgen in de tuin een dusdanige plek waar ze zo goed mogelijk tot hun recht komen. Door de planten heen loopt een kronkelpad, iets wat de ongedwongenheid moet laten zien. Een duidelijke stijl ontbreekt echter. Gelukkig zag men in dat vormeloosheid niets te maken heeft met natuurlijkheid.
In Engeland zijn ze dan druk met experimenteren om de plantgroepen een meer natuurlijk uiterlijk te geven. Bomen en heesters worden geplant in groepen, die doorzichten omlijsten, waardoor vooral een grote ruimtewerking ontstaat.
Landschapstijl
De ontdekking van de Oosterse tuinen is op de Engelse landschapstijl van grote invloed geweest. In Japan kende men niet die strak rechtlijnige tuinen zoals in zo’n beetje heel Europa hadden wortel geschoten.
De Oosterse tuin is onderhevig aan een groot aantal regels, zo heeft iedere plant of boom, waterpartij, bruggen en andere bouwsels te maken met deze regels, voor de Oosterse miniatuur landschappen. Ook hier werden deze Japanse tuinen nagebootst, overigens zonder weet van de regels. Toch bleek dat de combinatie met de tuin in landschapstijl een succesvolle was.
De samenvoeging van de westerse vormgeving en oosterse natuurlijkheid kreeg een vernieuwing, die van blijvende invloed zou blijken te zijn. De plant is nu hoofdzaak. De landschapstijl bestaat uit bomen en heesters in groepen. Vreemd genoeg weet men nog niet hoe om te gaan met bloemplanten, en kwamen zij terug in de mozaïekvakken.

Ook de sociale omstandigheden (Franse revolutie) hebben hun invloed op het uiterlijk van de tuin. Vorsten en kasteelbezitters laten parken aanleggen. Ook de burgerij krijgt zijn groen in de stad, als parken. De opeenhoping van mensen in de steden maakt, dat velen van de natuur vervreemden en dit voelen als een gemis. Men verlangt naar groen en bloemen in de nabijheid.
Het zijn vooral de vaste planten die een grote ommekeer teweeg brengen. Door de eeuwen heen heeft de verhouding van de mens tot de plant mede de vorm van de tuin bepaald. In de middeleeuwen kweekte men kruiden, vooral vanwege het nuttige element. In het tijdperk van Renaissance en Barok was de aanleg hoofdzaak en was de plant ondergeschikt en werd gesnoeid en gevormd naar de wens van de mens. Er komt nieuwe belangstelling voor planten als er vanuit alle streken van de wereld nieuwe soorten bijkomen.

Central Park en Frederick Olmsted door Gerritjan Deunk
Central Park in New York kan alleen omschreven worden in superlatieven. Het is maar liefst 341 hectare groot en beslaat daarmee de dubbele oppervlakte van het ministaatje Monaco. Het stadspark ontvangt per jaar 25 miljoen bezoekers, tweemaal het aantal van de top-tien toeristische attracties van Nederland samen. Het is een duidelijk herkenbaar filmdecor bij onnoemlijk vele films en tv-series. kijk hier
De plantenzoeker Von Siebold reist naar Japan en vindt daar planten als, Anemone elegans, Dicentra spectabilis, Hosta en andere. Vooral in Engeland heeft men groeiende belangstelling. Ook zendelingen brengen nieuwigheden mee vanaf hun verre reizen. Kwekers gaan er mee experimenteren, selecteren en kruisen. Ook liefhebbers houden zich hiermee bezig.
In Nederland is het de heer A. M. C. Jongkindt Coninck die in het jaar 1872 een vaste-planten-kwekerij heeft gesticht te Dedemsvaart onder de naam Tottenham.
Omstreeks deze tijd weten veel vakmensen en liefhebbers zich geen raad waar de vaste planten een plek in hun tuin of park moeten krijgen. Omstreeks 1880 kwam de Engelse tuinarchitecte Gertrude Jekyll op de gedachte – de vaste planten in groepen bijeen te zetten, met als achtergrond een heesterrand, haag of muur. Het is hierbij niet de bedoeling de natuur na te bootsen, maar er alleen vanuit te gaan een eigen vorm te vinden in de rangschikking. Zo ontstonden dan de borders van vaste planten, die in korte tijd een ware revolutie teweeg brachten in de tuinarchitectuur.
Sommigen menen, dat deze vaste-planten-groepen en borders een modegril zijn, maar zolang we geen betere wijze weten zullen er borders zijn.
Nuttige links
Tuinen Mien Ruys Dedemsvaart/Onze eigen tuin/Nederlandse tuinenstichting/stichting Kastelen, Buitenplaatsen en Landgoederen
Terug naar welkom-pagina