Auteur Sidney Vollmer
Sidney John Vollmer (1983) is schrijver en copywriter. Zijn laatste boek, ON/OFF: op zoek naar balans in digitale tijden is een collectie persoonlijke essays over cultuur en digitale technologie. Hij woont in de buurt van Amsterdam met vriendin, dochter en hun witte kat genaamd Snowden.
Illustraties Joëlle Wehkamp
Hoe we de wereld gaan redden met kamerplanten en auteur Sidney Vollmer transformeerde van een botte kamerplantenbeul tot tedere plantentante.
Zo’n drie weken na het begin van de Nederlandse corona-quarantaine lees ik de volgende tweet: “Oké, ouders van peuters, zijn er nog tips voor educatieve apps of games voor driejarigen?”
Ik betwijfel of apps goed zijn voor driejarigen. De ontwikkeling van empathie, reflectie en intuïtie: het sneeuwt allemaal veel te makkelijk onder tussen de likes, snaps en hashtags. Ik schreef er niet voor niets een heel boek over. Daarom suggereer ik hem met zijn zoon zaadjes te strooien en kamerplantjes te planten. Ik stuur een foto van de plantjes in onze eigen vensterbank en allerlei potjes onder deksels in de voorjaarszon. Vetplantjes, aardbeiplantjes, dahliaknollen, lelieknollen, strooibloemzaadjes. Ik had nog nooit eerder een vreemde op Twitter aangespoord meer met planten te doen. Maar sinds ik de monotonie van de quarantaine ging doorbreken met planten, hebben ze me veranderd. Zo erg zelfs, dat ik niet alleen hem probeerde te bekeren, maar ook dit stuk ben gaan schrijven. En nog veel meer ga doen de komende jaren, samen met mijn tweejarige dochter. Er ligt namelijk zoveel magie en levensgeluk besloten in zelfs het simpelste groene kamerplantje, dat ik wel moet. Maar nu loop ik op de zaken vooruit.
Ons bezoek aan het tuincentrum was het laatste dat mijn tweejarige dochter en ik nog zonder extra hygiëne- of afstandsmaatregelen konden ondernemen. Toch hingen de coronazenuwen al in de lucht: velen hamsterden toiletpapier. Wij zaden en plantjes. Thuis gingen we monter aan de slag met lepels en stokjes. Steeds wanneer we de plantjes de weken daarna bekijken, is er verandering. Gespeend van bewustzijn maar vervuld van intentie, probeert iedere plant zoveel mogelijk zonlicht te pakken, zoveel mogelijk water te verdampen en wortel te schieten. Steel en blad groeien, bloemen ontvouwen. Pure magie.
De coronazenuwen hingen al in de lucht: velen hamsterden toiletpapier. Wij zaden en plantjes.
Geen wonder dus, dat tegelijk met die kiemende planten er bij mij een honger naar meer kennis ontstaat. Ik leer over levende planten die al bestonden toen wij nog in de steentijd leefden. Over planten die stenen imiteren. Planten die geheugen hebben. Die kunnen bewegen. Planten die met andere planten onvoorstelbare samenwerkingen hebben. En zelfs met dieren of schimmels. Allerlei nooit vermoede plant-records doen me in nederigheid naar de mens kijken.
Aan al die nieuwe kennis, inzichten en emotionele connectie zal ik de rest van mijn leven iets hebben. Da’s al mooi genoeg. Maar ik ben gaan inzien dat dat groene besef, gepaard gaande met de beschikbaarheid van al die groene organismen, zomaar eens de wereld kunnen gaan redden.
Mijn dochter groet haar kamerplantjes terwijl zij hen (en de vensterbank) bewatert. Eerst onwennig maar steeds enthousiaster, groet ik met haar mee. Het geeft me een verrassend prettig gevoel om die emotionele connectie te verbaliseren. We maken vergissingen die voor sommige lezers amateuristisch zullen klinken. Viooltjes die te weinig, en hertshoorn die te veel water krijgen. Potjes zonder schoteltje. Te veel zon. Maar het is een fijn nieuw proces, samen.
Geïnspireerd lees ik over wat er gebeurt als planten muziek horen. Wanneer ze complimenten krijgen, of gepest worden…
Als de kleine op bed ligt, lees ik geïnspireerd over onderzoeken die er zijn gedaan naar planten die worden aangesproken zoals wij deden. Of wat er gebeurt als planten muziek horen. Wanneer ze complimenten krijgen, of gepest worden. Wat onderzoeken mensen ongelooflijk véél plantenzaken!

Eén van de meest opzienbarende stukken ging over een nogal revolutionair werkgebied: de neurobiologie van planten. Velen van ons denken dat planten nauwelijks actief zijn, omdat ze grosso modo niet bewegen, noch een bewuste intentie hebben. Maar dat blijkt vooral zo te zijn omdat ze een ander tijdspad bewandelen. Ik zie timelapsefilmpjes van klimplanten in een laboratorium, waarin de planten zoeken en reageren op hun omgeving op manieren die mij doen denken dat ze emotie hebben, en een bewustzijn. Ik zie de plant ineens als een denkend wezen. Ook al wéét ik – of denk ik te weten – dat de plant geen bewustzijn, geheugen of emotie heeft. Een paar weken later weet ik wel beter. En weet ik ook dat sommige planten pijn lijken te voelen en zelfs bij kwetsuren geluidsfrequenties laten horen. Na al die versnelde beelden, dicht ik de planten instinctief een ziel toe. Geen antropomorfisme, maar… plantamorfisme? Herbamorfisme?
Wonend bij mijn ouders waren mijn vingers vooral groen van het verplicht gras maaien en klimop snoeien. Ik stond niet open voor de strijd en samenwerking in de achtertuin, of voor hoe bijzonder die planten eigenlijk waren. Zo leer ik pas twee decennia later dat die klimop de enige Europese plant is die boven de grond wortelt. Dat was leuker snoeien geweest.
Wonend bij mijn ouders waren mijn vingers vooral groen van het verplicht gras maaien en klimop snoeien.
Ik was niet de enige schuldige van die wat bekrompen blik. Het vak biologie bestond vooral uit theoretische lessen: tekeningen van genetica, Linnaeus’ classificering van plant- en diersoorten, de werking van enzymen, het verschil tussen mitose en meiose. Ontzettend waardevol, maar relatief beperkt. De Franse filosoof Bruno Latour vindt dat we te objectiverend over natuur denken en spreken, en dat bleek toen ook al. Leerlingen, zo zie ik nu, zouden een bredere blik op natuur moeten ontwikkelen waaruit meer kennis over het samenspel van al die natuurlijke systemen zit. Inclusief het zelf, proefondervindelijk ervaren hoe planten groeien. Door met je vingers in de grond te zitten. Slakjes en wormpjes te zien. Ervaren hoe teder een ontluikend plantje thuis verzorgd moet worden. Precies zoals mijn dochter en ik dat de afgelopen periode leerden. Van daaruit immers, leerde ik welke connectie met de natuur ik miste.
De achtertuin uit mijn jeugd bleef voor mij dus helaas een decor. De lesmethode op school hield het te analytisch. De app genaamd “het biologische leven” werd bij mij dus niet goed geïnstalleerd. Ook in de studiejaren daarna niet. Al had ik maar 6 vierkante meter: ik had altijd wel een kamerplant. (achtereenvolgens een calathea, orchideeën, een mini palm en een sansevieria). Maar ik gaf ze steevast een even spartaanse als onstuimige verzorging: potaarde waar ze het jaren mee moesten doen. Vaak te weinig zon. Altijd te veel water. Ik verzorgde op de automatische piloot, en zonder connectie. Leeftijdsgenoten deden ook maar wat. Te veel van mijn aandacht ging uit naar de (digitale) waan van de dag. Naar wat er gebeurde op een scherm of in een café. Te weinig maakte ik contact met de natuur om me heen – hoe beperkt aanwezig ook.
Ik gaf mijn kamerplanten steevast een even spartaanse als onstuimige verzorging: potaarde waar ze het jaren mee moesten doen. Vaak te weinig zon. Altijd te veel water.
Dankzij onze nieuwe kamerplantjes leerde ik alsnog wat ik de afgelopen twee decennia heb gemist aan kennis en inzicht. De finesse en vernuftigheid van al die organismen waar we als samenleving nooit over spreken is even inspirerend als wrang: ik wist het nooit, en nu wel.
Maar nu ik het weet: wat dan?
De kamerplantjes in onze vensterbanken maakten dankbaar gebruik van de tijd die mijn dochter en ik voor ze hadden, en ze groeiden welig. Viooltjes, korenbloemen, zonnehoedjes. Doperwtjes kwamen erbij. Een mangopit probeerde ik te laten kiemen, zonder resultaat.
Avocado’s deden het dan weer wel, traag als schildpadden. Samen, in al hun soms eenvoudige pracht, in hun dappere groei, in hun variëteit lieten ze me fijnbesnaarder kijken, nadenken en intuïtiever aanvoelen wat ze nodig hadden. Wat hun groei zou bevorderen. Ik leerde stilstaan bij de bladgrootte, de oorspronkelijke vindplaats van de plant. Of overtollig vocht wel weg kon lopen in de pot, of er misschien te veel zon was. Als er bruine randen ontstonden of groei achterbleef, zocht ik online tips. Ik voelde me er gelukkiger door, wijzer, completer. (In de biologie heet deze samenwerking tussen soorten commensalisme: een voor beide partijen gelijkwaardig bevorderlijke samenwerking.) Zo werd ik traag maar gestaag door mijn kamerplanten getransformeerd: van een botte kamerplantenbeul tot een tedere kamerplantentante.
Stel je eens voor hoe de wereld er nu voor had gestaan als ikzelf, mijn klasgenoten en de miljoenen andere leerlingen van de afgelopen twintig jaar een holistische visie op natuur hadden aangeleerd. Ons schoolvoorbeeld zou ontdekkingsreiziger en botanist Alexander von Humboldt moeten zijn. De eerste westerling die opperde dat de natuur een rijk geschakeerd web van systemen en organismen was, waarbij de mens niet bovenaan de piramide stond maar slechts een bescheiden plek innam. Vanuit die verwondering voor de pracht en praal van de compleetheid, zouden meer mensen nieuwsgierig zijn geworden naar de meerwaarde die het plantenrijk hun zélf te bieden zou kunnen hebben.
Hedendaagse bouwkundigen die van kinds af aan al hadden geleerd over de buitengewoon draagkrachtige nerfstructuur van de waterplant Victoria Amazonica: wat hadden zij gebouwd?
Psychologen en artsen die over de louterende werking van de psychedelische peyote cactus hadden geleerd: hoeveel miljoenen terminaal zieken hadden zij beter kunnen verzorgen?
Data-analisten die hadden geleerd hoe planten signalen doorgeven aan soortgenoten én aan andere soorten, en hoe ze zelfs informatie opslaan in hun wortels of net onder de bast, in het cambium?
Kunstenaars die leerden over de oranje kleurstof uit het Afrikaantje of het paars uit de Indigolupine: wat hadden ze voor kunst gemaakt?
Ondernemers die hadden geleerd over het potentieel van de 60.000 bekende medicinale planten, waarvan bij de meerderheid van hen nog niet eens concrete toepassingen zijn ontwikkeld!
Zie daar: een gigantisch potentieel aan duurzame innovatie bevindt zich overal om ons heen, bij organismes die al honderden miljoenen jaren constante updates doorvoeren. Wij, de massa homo sapiens, moeten alleen maar weten van die magische wereld.
Bijvoorbeeld dat één kubieke centimeter bosgrond meer levende organismen bevat dan dat er mensen op aarde leven. Of dat alle planten tezamen verantwoordelijk zijn voor 80 procent van het gewicht van de levende dingen op aarde. Daar zit een plant tussen als de Blossfeldia liliputana die in de woestijnen van Namibië groeit en eruit ziet als een blauwe kiezel om zo dorstige dieren de loef af te steken. Een sequoia die 85 meter hoog kan worden. De Indiase banyan boom Thimmamma Marrimanu die het grootste bladerdek ter wereld kent met een omtrek (!) van ruim 846 meter.
Wij, homo sapiens, moeten weten dat planten verantwoordelijk zijn voor 80 procent van het gewicht van de levende dingen op aarde.
Of dat er een groenblijvende conifeer met de nuchtere naam “langlevende den” (Pinus longaeva) bestaat die al leefde toen de piramides van Gizeh (4400 jaar geleden) nog gebouwd werden. Een jonkie vergeleken met Old Tjikko in het Zweedse Dalarna, die zo’n 9500 jaar oud is. En al helemaal vergeleken met de Mojave Yucca en de Australische Eucalyptus die respectievelijk 12.000 en 13.000 jaar oud zijn.
Maar het gaat niet enkel om leef- of groeirecords. Het gaat ook om de manier waarop de plant dankzij een onvoorstelbaar lange periode aan evolutie verder is ontwikkeld.
Omdat planten niet als dieren kunnen bewegen (op de loogkruidige stepperollers na, natuurlijk) moeten ze meerdere zintuigen ontwikkelen om alert te kunnen reageren op veranderingen. Wij hebben er slechts zes (inclusief ons evenwichtsorgaan), sommige planten beschikken over tientallen zintuigen die de temperatuur, zuurtegraad, zwaartekracht of grondstructuur kunnen detecteren – en zelfs een gevaarlijke van een ongevaarlijke aanraking kunnen onderscheiden. Zo kan de acacia zichzelf beschermen tegen begrazing van giraffes door een uur nadat de eerste blaadjes zijn afgebeten, giftige tannines naar de bladeren te pompen. De sluwe langnek weet dit, dus loopt die na datzelfde uur grazen gauw verder naar een struik of boom honderd meter verder. Waarom zoveel verder? Omdat in hun honderd-meter-samenleving die acaciaboom óók een aerosol uitscheidt om andere acaciabomen te waarschuwen tannines rond te pompen.

De te vinden inspiratie en verwondering in de natuurlijke wereld is eindeloos. Helemaal als je weet dat er jaarlijks ook nog eens zo’n tweeduizend nieuwe planten worden ontdekt. Een nieuwsgieriger blik naar de natuur zou ons als samenleving dus enorm veel goeds kunnen brengen.
Nu hoor ik je denken: fascinerend, maar die verwondering zit niet in mijn ficus. Die is weggekweekt uit mijn bananenplant. Eenvormigheid troef in de moderne woonkamer.
Ja en nee. Zo’n banyanboom krijg je thuis inderdaad niet snel geplaatst. En millennia oude sparren doen het moeilijk op een balkon. Maar ook een afgesneden punt van je aloë vera kamerplant geeft verlichting bij een schaafwond, je bekerplant eet een voorbijvliegende vlieg, je badkamervaren bestond al toen dino’s nog rondwandelden en je orchideeën stammen af van planten die ooit door een radioactieve meteorietinslag zijn besmet.
Je zult versteld staan van hoeveel mensen hier allemaal niets van afweten. En ik denk dat wij, planttantes, plantambassadeurs en plantinspirators al die mensen moeten uitnodigen het groene pad met ons te bewandelen. Dat is in ieder geval wat mijn dochter en ik zijn gaan doen. Bij haar afscheid van de crèche kregen alle kindjes zelfgekweekte erwtenplantjes kado, en de leidsters zelfgekweekte sinaasappelboompjes. Een nieuwe baby begroeten we met een te planten kastanje of avocadopit, zodat er straks een boom meeleeft met het kind. Op die manier inspireren we anderen een sterkere connectie met de natuur om ons heen te kweken. En dat is nog maar het begin.
Keuze-stress en stemmingsproblemen worden door kamerplanten verminderd. Omringd worden door planten maakt je kalmer en gelukkiger.
“Goed hoor,” zeg jij, als ervaren plantliefhebber. “Ik wil best meer mensen deelgenoot maken van mijn groene passie, maar welk concreet voordeel heeft mijn hardloopclubje daar nou aan? Mijn collega’s? Die man voor me in de rij bij de supermarkt?”
Heel simpel, zou ik antwoorden. Jij en ik hebben meermaals ervaren welk klein levensgeluk er verscholen ligt tussen de stelen van de planten die we verzorgen. Dat contact met de groene wereld dat door belachelijk veel mensen wordt gemist. Zo zul je ook aan het einde van dit stuk kunnen lezen. En als dat levensgeluk echt nog niet groot genoeg is en de voordelen per se concreter moeten, helpt het misschien te weten dat er talloze wetenschappelijke onderzoeken zijn gedaan naar hoe planten de alledaagse levenskwaliteit vergroten. Ongeacht het soort plant. Op talloze manieren.
Onderzoek van het Indian Institute of Management in Kozhikode heeft bijvoorbeeld aangetoond dat kamerplanten in huiskamers en “service-locations” (denk bijvoorbeeld aan de horeca) mensen helpen ontspannen en mentaal herstellen. Ongeacht het soort kamerplant, dus. En of je je nu in een “pragmatische” (kantoor of wachtkamer) of in een “ontspannende” omgeving (huis of hotelkamer) bevindt: keuze-stress en stemmingsproblemen worden door kamerplanten verminderd, lezen we in het Journal for Environmental Psychology. Omringd worden door planten maakt je kalmer en gelukkiger, of het nu op kantoor of thuis is, onderzochten respectievelijk Virginia Lohr (2000) en Andrea Dravigne (2008). En ervaar je een gebrek aan concentratie bij jezelf, je collega’s of je huisgenoten? Amanda Read ontdekte in 2005 dat een gebrek aan focus bij studenten met 70% terugliep in beplante kamers. (Dit onderzoek schreeuwt om herhaling, nu we van kinds af aan al verlijmd raken met schermen en social media.)
Zo helpt de kamerplant – ongeacht haar wonderlijke geschiedenis, medicinale kenmerken of inspirerende vaardigheden – dus ook je hardloopmaatjes, je collega’s en die man bij de supermarkt een gelukkiger leven leiden. Dankzij hun appeltjesgroene, paarse-groene, gele, roze, lobbige, puntige, glimmende, gekartelde, tere blad.
In 2050 zullen we met 9,8 miljard mensen nog dichter op elkaar gaan wonen, met steeds minder toegang tot natuur…
Maar… de noodzaak om de groene dominee uit te gaan hangen is nóg groter. De wereldbevolking groeit namelijk met 88 miljoen mensen per jaar. We zullen in 2050 met ongeveer 9,8 miljard mensen zijn. 7 miljard daarvan zullen in stedelijke omgevingen wonen, op steeds minder oppervlakte. We zullen dus nog meer in appartementengebouwen gaan wonen, dichter op elkaar, met steeds minder toegang tot natuur. Parken zullen dichtbevolkter worden en natuurgebieden – die toch al onder druk staan – zijn straks in verhouding voor meer mensen moeilijker bereikbaar. En we gingen al zo weinig de natuur in: in 2012 zei 25% van de Nederlanders boven de 18 jaar bijvoorbeeld slechts “een paar keer per jaar” in de natuur te komen – inclusief hun eigen achtertuin. De cijfers voor de landen om ons heen zijn niet veel beter. Zie daar de grauwe realiteit voor veel mensen. Een toenemende grijsheid.
En dat voelt niet alleen verkeerd: die grauwe realiteit is, letterlijk, ongezond. Zo fungeren bomen en planten als filters voor fijnstof en andere luchtvervuilers: per jaar verwijderen ze zo’n 20.000 ton viezigheid per vierkante mijl bos. Afhankelijk van het type bos zijn er in het bos ook minder bacteriën in de lucht. Boslucht is dus extreem gezond. We lopen er alleen veel te weinig in, en zullen er nog minder in gaan lopen.
Dit verhaal gaat onder deze ‘recente berichten’ verder
Maar niet alleen het groen van bossen is een vorm van gezonde rijkdom die we steeds meer missen. In Nederlandse buurten met minder dan 10% groen rondom de woning, zoals parken, polders of ander groen, voelt 16% van de bewoners zich namelijk ongezond. In buurten met meer dan 90% groen rondom de woning, voelt maar 10% van de bewoners zich ongezond. Deze relatie is het sterkst voor kinderen, ouderen en lageropgeleiden, toonde Jolanda Maas in 2006 aan in The Journal of Epidemiology. Drie jaar later toonde Maas ook aan dat kinderen tot 13 jaar in de minst groene buurten tot zes keer vaker (!) bij de huisarts komen met depressieve klachten dan kinderen uit de meest groene buurten.
De consequentie van dit alles is dat die connectie met het web der natuur – waar onder andere Alexander Von Humboldt zo’n pleitbezorger voor was – steeds verder onder druk komt te staan. Terwijl wij als diersoort op deze planeet – laat staan de planeet zélf – daar aantoonbaar baat bij hebben. Mijn dochter en ondergetekende hebben daarom nog wel wat wereldverbeterende ideeën, naast plantjes uitdelen op de crèche. Gewapend met fascinatie, creatieve ideeën en stekjes in de achterbak is dit wat we gaan doen. We gaan ten eerste veel meer mensen vertellen over onze groene fascinatie. Over het groeten van plantjes, over het voorzichtig aaien, het verpotten. Niet alleen op Twitter, ook bij de kassa.
We gaan ten tweede onze persoonlijke leefomgevingen groener maken. Meer stekjes van onze eigen planten uitdelen aan mensen om ons heen. Perkjes op straat inzaaien.
En als die kleine over een paar jaar de basisschoolleeftijd bereikt, neem ik haar mee als vertederend lachend breekijzer naar zorgverzekeraars en ziekenhuizen om ze op te roepen parken, kassen en binnentuinen aan te leggen in stedelijke gebieden.
Wanneer mijn dochter in groep drie zit, zullen we gemeenten gaan oproepen zaden en planten uit te delen aan huishoudens van alleenstaanden en lager opgeleiden. En benzinestations om bloembommen mee te geven bij het tanken, zodat er meer strooibloemen te vinden zijn langs de snelwegen. En tegen de tijd dat ze naar de middelbare school gaat, hebben we het vak biologie landelijk even heel holistisch onder handen genomen.

Nu kunnen we dat misschien niet allemáál met zijn tweetjes. Daarom ben jij, lezer, van harte welkom om mee te pleiten en planten. Jouw kennis van de groene wereld is bijzonderder dan je denkt en wordt bij velen gemist. Vaak ook zonder dat ze het zelf doorhebben, net als ik. Van grootmoeders tips tegen slakken of spint, tot hoe je zelf kalmerende thee kunt kweken, of troostende kamerplanten kunt kopen die nauwelijks verzorging nodig hebben. Word plantambassadeur, plantinspirator of plantevangelist. Deel je fascinatie met de rest van de wereld middels een wekelijks bericht op je social media, middels een WhatsAppje naar je buren of een zakje zaadjes voor de andere ouders op het schoolplein.
En ook als je groene kennis nog niet je-van-het is, maar je enthousiasme en nieuwsgierigheid des te groter: voel je welkom. Dit groene festival kent plek voor iedereen.
Ik voorspel derhalve een groene tsunami. Eentje die niet direct iedereen zal kunnen bereiken. Maar dat hoeft ook niet. Zo duurde het ruim twintig jaar én een pandemie voordat ik zelf groene vingers kreeg. De planten hadden keurig op me gewacht. Als planten iets bewijzen, is het wel de kracht van geduld. (Ook voor jou, dus, nieuweling ;-))
Zie je deelname aan deze groene oproep dus vooral als een ondersteunende inspanning bij iets dat van zichzelf even machtig als magisch is. Iedere eenvoudige kamer- of tuinplant om je heen is een gestaag werkende gateway drug naar méér contact met de natuur, naar méér respect voor dat wat groeit en bloeit, naar meer fascinatie, meer inspiratie en een betere kwaliteit van leven. Alles wat je kunt doen, is mooi meegenomen. En ongelooflijk fijn, waardevol werk. Help je mee?
- Sidney Vollmer
Mooiwatplantendoen.nl presenteert Green Paper: Bedankt Plant