De gemeente Zwolle heeft een lange, groene traditie van wilde bermen door natuurlijk maaibeheer.
Wie vanuit deze stad richting Wijhe rijdt, ziet, nog net binnen de bebouwde kom, een rijk begroeide rotonde opdoemen. Bermen met grassen en inheemse planten flankeren deze weg en aangrenzende stroken bosjes en bomen onttrekken de huizen van Zwolle-Zuid voor een groot deel aan het zicht, wat het geheel een landelijke uitstraling geeft.

Het is dan ook niet toevallig dat grassen een hoofdrol spelen op deze rotonde. Daarnaast staan er veel verschillende vaste planten en heesters, vooral in lichtgroen en oranje. Dit zijn namelijk de logotinten van het nabijgelegen bedrijf Tuinland, de sponsor die deze rotonde heeft geadopteerd en mij de opdracht gaf voor het ontwerp.

Aangezien ik een lichte allergie heb ontwikkeld voor het planten in grote groepen of mono-vakken, en ook voor door heggetjes in gelijke parten verdeelde groene pizza’s, heb ik van deze rotonde een kleurrijke ‘heuvel’ trachten te maken met een diversiteit in structuur en textuur, maar bovenal met een natuurlijke uitstraling. Hoewel er veel grassen en vaste planten staan kun je deze rotonde, alleen al om het groot aantal hier toegepaste heesters, geen prairietuin noemen.

Na het tweede jaar beginnen de meeste vaste planten en grassen tussen de heesters uit te dijen en uiteindelijk zullen ze vrijwel de hele bodem bedekken, zodat er steeds minder ruimte voor zaailingen overblijft.
Maar op allerlei plekken, verspreid over de hele rotonde, tref je wel kersverse, borstelige graspollen aan met donkergroene, soms door droogte ingerolde, sprieten. Dit zijn zaailingen van de ruwe smele.

Dat ruwe zit ‘m in de bladranden en de driehoekige ribben op de bladschijf, die, bezet met minuscule stekeltjes, aanvoelen als een rasp. Bovendien bevat het blad veel kiezelzuur. Juist deze beide eigenschappen zorgen ervoor dat dit gras door grazers wordt gemeden en daarom wordt deze bint of bent, zoals boeren haar noemen, waar mogelijk, met wortel en al, uit de meeste weilanden verwijderd. Rupsen van allerlei vlinders, zoals zandoogjes en dikkopjes eten haar bladeren trouwens wel en ze is bovendien waardplant van de witkopgrasmineermot.


Hoewel Deschampsia cespitosa zich uitzaait waar ook maar enigszins ruimte geboden wordt, is ze beslist geen wortelwoekeraar; haar wetenschappelijke achternaam, cespitosa, betekent namelijk zodenvormend. Dit omdat de buitenste halmen van de forse, maar compacte, bolronde horsten zich als uitlopers kunnen ontwikkelen, doordat er op de onderste knopen, zodra die met de aarde in contact komen, wortelgroei ontstaat.

Ruwe smele is zowel inheems als kosmopoliet. Ze gedijt in praktisch alle landen binnen de gematigde zone van Europa, Azië en Noord-Amerika én op Afrikaanse gebergten. Die verspreiding komt dus doordat ze voor vee praktisch oneetbaar is, maar bovenal door haar formidabele aanpassingsvermogen aan haar directe omgeving. De taaie wortels kunnen namelijk wel tot een meter diep gaan.

Misschien nog belangrijker is het vermogen van diezelfde wortels om luchtweefsel te ontwikkelen, waardoor ze zich kunnen beschermen tegen doornatte omstandigheden en bij verdichting van de bodem, bijvoorbeeld door overstromingen. Bovendien groeit Deschampsia cespitosa zowel in volle zon als in diepe schaduw; hoewel ze op donkere plekken praktisch nooit zal bloeien. En juist haar soms anderhalve meter hoge pluimen bieden de ingetogen schoonheid die haar zo geschikt maakt als luchtige toets in een bloembed.

Ze staat hier dan ook in vochthoudende grond en in de volle zon, of hooguit op een half beschaduwde plek met een paar uur zon per dag. Boven de tot vier decimeter hoge pol verrijzen vanaf juni de fijn vertakte, zacht glanzende bloempluimen die zich van zilverachtig groen, richting hoogzomer in goud- of bronstinten zullen ontwikkelen. De goudgele wolken op deze rotonde zijn van de cultivar ‘Goldschleier’. Ook na het verspreiden van de zaden blijven de halmen rechtop staan, gekroond met ragfijne twijgjes. Daarom worden de uitgebloeide pluimen niet eerder dan in maart afgeknipt.

Dat laatste gebeurt ook met de massieve pollen pampasgras, Cortaderia selloana, maar dan wel met handschoenen aan, want over ruw gesproken, cortar betekent snijden en dat slaat op het soms anderhalve meter lange, scherp gerande, blauwgrijze, blad.

Vanaf september tot diep in de winter stijgen haar wollige bloempluimen wel twee tot drie meter boven de rotonde uit en vormen zo een baken voor wie aan komt rijden. Pampasgras is tweehuizig en eenslachtig. Hier staan alleen vrouwelijke planten, omdat haar pluimen, in tegenstelling tot die van de mannelijke, praktisch de hele winter intact blijven. ‘Pampasgras is zó jaren zeventig!’ hoorde ik onlangs iemand zeggen, maar planten zijn in principe nooit gedateerd en ook zeker niet ‘oubollig’ of ‘burgerlijk’, allemaal projecties. Altijd gaat het om de context, waar wordt de plant neergezet en in welke combinatie.

Op dit heuveltje groeien allerlei cultuurvariëteiten, waaronder de roze vorm, Cortaderia selloana ’Rosea’, de ‘Sunningdale Silver’ met opvallende zilverwitte bloemaren en de veel kleinere Cortaderia selloana ’Pumila’.

Langzaam maar zeker transformeert deze rotonde in de beoogde, zorgvuldig gecomponeerde, rijk gedetailleerde eenheid van blad, bloem en bes. Uiteindelijk zullen de met oranje bessen beladen vuurdoorns zeer hoge heesters worden en boven alle graspluimen uitrijzen.
Harry Pierik
Bekijk hier de berichten van Harry Pierik.
Website Harry Pierik
Tuinland, liefde voor groen. Zwolle
Ga naar de welkompagina