Tuinvedettes – Arie en Hanneke Kamphorst

statiefoto gj

Ieder voorjaar vinden in de tuin van Arie en Hanneke Kamphorst ‘grensschermutselingen’ plaats. De grens, al dan niet natuurlijk, van wilde bostuin van Arie en de bordertuin van Hanneke moet opnieuw vastgesteld worden. Hier huizen twee opvattingen in één tuin. De tuin ligt in het bos en rond een open plek is het huis gebouwd. Dichtbij huis staan op terrassen veel planten in pot: welig bloeiende oleander, trompetbloemen en ontelbare soorten fuchia. In een wijdere cirkel wordt het wilder, natuurlijker zo u wilt, tot het bos de tuin weer overneemt. Binnen aan de grote eettafel met een wijds uitzicht op de tuin, praten Hanneke en Arie over hun ervaringen. Zij een beker met opschrift: ‘Her Ladyship’, hij een beker met: ‘Undergardener’.

In het vroege voorjaar is de wilde bostuin op zijn mooist. Er is dan een markt waar Arie zijn wilde planten aanbiedt ten bate van natuurbeschermingsorganisaties. Veel mensen zijn bij de wilde tuin nogal teleurgesteld omdat de tuin niet zo overdadig kleurig overkomt. Het zijn vaak kleine bloemen op kleine schaal. Daarom zijn de eigenaren niet zo dol op grootschalig tuintoerisme ‘De geïnteresseerde bezoeker ontvangen we graag’.

Arie: ‘Veel mensen vinden het hier een rotzooi. Zelf hebben ze een tuin met perfect afgestoken grasmatjes en hun plantjes staan precies op de plek die zij willen. Alles wordt symmetrisch geknipt en alle blad wordt geharkt! Het is nog steeds de, wat ik noem, agrarische manier van tuinieren. Een boer heeft ook alleen maar staan wat hij wil op de plek die hij kiest. Er groeit geen onkruid, er groeien óf gewassen óf de grobd is zwart! Hij moet de boel beheersen’.

img080 small‘Ik ben daar slecht in. Ik laat eigenlijk alles maar staan. Ik houd ook van gecultiveerde planten, een hortensia Annabelle bijvoorbeeld. Prachtig zijn die!’.

‘Maar ik heb ook klimop ontdekt! Ik had het altijd voor ‘granted’ genomen. Het was er altijd. In de tuin ligt een klimop-man. Hij is niet te fotograferen omdat hij zo donker staat. Hij ligt in een waterval van klimop, zo heeft Arie hem gemaakt’. Arie: ‘Er zit weinig contrast in een wilde plantentuin. dat moet ook, wil je de mensen de planten laten waarderen. Er mogen ook geen grote, opvallende, felgekleurde bloemen in, die slaan de hele omgeving dood! Kenmerk van wilde planten is juist dat het kleine, bloemetjes zijn, waar je soms op je knie bij moet. Je moet op een andere schaal kijken’.

‘Ik breek de laatste tijd een lans voor de springbalsemien! Hier vlak vooraan staat de kleine Franse wit-roze; achter staat de grote springbalsemien die je hebt in wit, roze, paars. Het mooie van de plant, vind ik de hommels die erin kruipen. De bloem is zodanig gemaakt dat de hommels even helemaal verdwijnen. Iedereen vindt het een boerenplant en heeft het idee dat je er in omkomt en dat hij de hele tuin overwoekert’.

Hanneke: ‘Ben ik niet helemaal met je eens, die grote dikke stengels en die gulzige wortels… de plek bij uitstek waar ze het goed doet is bij het rozenpoortje, een soort klimbalsemien’. Arie: ‘Mijn grootste mislukking is ‘kraaihei’. Ik heb in de natuur goed gekeken waar het stond en ik heb het wel het wel vier keer geprobeerd, maar in mijn tuin wil het niet. Nu is van kraaihei bekend dat het gebied waar het voorkomt boven de Midenveluwe is. Op de Zuidveluwe komt het niet voor. Dat zal wel de oorzaak zijn. Maar dan zou je toch verwachten dat als je wat extra schaduw geeft, zodat het wat koeler is, de tuin geschikter zou zijn’.

‘Een klein succesje zijn de drie plantjes van de zevenster. Het zijn ook maar kleine bloemetjes. Het komt hier in het wild voor, alleen weet ik niet waar. Het staat tussen de bosbessen, en op de hei op zure, arme grond. Het heet zevenster want het bloemetje heeft zeven kroonblaadjes. Het bloeit maar heel kort in het voorjaar’.

‘Iets waar ik ook reuze mee geworsteld heb en wat veel mensen niet in hun tuin zouden willen hebben is adelaarsvaren. Ik heb hier een hele verzameling wilde varens en de adelaarsvaren hoort in de collectie. Hij komt wijd verspreid in de bossen voor, dus zou je zeggen dat hij het hier toch ook zou moeten doen. Er is hier een goede biotoop maar ik krijg hem maar niet aan de gang. De adelaarsvaren heeft een wortelstok die zeer diep zit. Is er geen goede grondlaag waar hij zich kan verbreiden dan lukt het niet. Ik heb van alles geprobeerd en nu voor het eerst heeft hij een goede uitloper. Het moet nu lukken want buiten de tuin staan ze een paar lanen verderop’.

‘Ik begin nu een beetje de insecten te kennen. Alle wilde planten ken ik nu, met de Nederlandse benamingen. Probeer allerlei planten op verschillende plekken en zie waar ze zich lekker voelen en zet daar dan extra planten bij. Je laat de natuur vertellen waar de planten moeten staan! Als het al te veel gaat woekeren dan haal ik wat weg. Na twintig jaar worden bepaalde stukken stabiel, daar hoef je bijna niets meer aan te doen. Je kunt niet zeggen een natuurlijke vegetatie en zeker niet een klimaxvegetatie, maar de planten staan op een zodanige plek dat ze zich daar handhaven. Introduceer je een nieuwe plant dan begint alles opnieuw! Ik vind dat er veel meer wilde tuinen zouden moeten zijn waar de natuur vertelt op welke plek de planten willen staan. Niet de natuur dicteren, maar ermee communiceren!’

Arie: ‘Mijn tuin is een klein natuurreservaat. Ik vind dat de  mensen slecht met de natuur omgaan. Ik heb hier de illusie een eigen territorium te hebben en hier de natuur een handje te helpen. Niet alleen maar manipuleren maar ook z’n gang laten gaan. En je krijgt voor al je energie heel veel terug. De tuin stelt me altijd en steeds weer voor verrasingen. Deze waarnemingen houd ik bij in een agenda: vlinders, vogels, vele soorten muizen… We hebben net een sleedoornpage ontdekt’.

Hanneke: ‘Een tuin op kleur, dat kan ik niet. Dat moet je altijd rigoureus tekeer tekeer gaan om het zo te houden. Ik kan ook niet zo goed planten eruit halen. Als er bij mij iets hoogs groeit tussen lage planten dan denk ik: jou bevalt het hier, blijf maar staan. We hebben het gehad met teunisbloem, die stond tussen vlage buren en groeide maar door. We gingen dan iedere avond de tuin in en ’s avonds zo om een uur of negen gingen de bloemen open – en dan kwamen de gamma-uiltjes – dat is gewoon een feest! De bloemen kun je zien opengaan terwijl je erbij staat. Iedere ochtend haalde we de oude bloemetjes eraf en ’s avonds gingen de nieuwe weer open. Als het donker werd, dan stonden al die teunisbloemen prachtig geel te zijn, en zagen we de nachtvlinders komen; de eigenlijke bestuivers, die specifiek gebonden zijn aan deze plasnt. Weer een pleidooi voor inheemse planten’.

Bekijk hier alle TUINVEDETTES